Therapie en ondersteuning

Voor sommige kinderen zijn erkenning en enkele hulpmiddelen voldoende, terwijl anderen wat meer ondersteuning en therapie nodig hebben.

Pexels vie studio 7004950

Erkenning en bewustwording

We zijn ervan overtuigd dat er veel bereikt kan worden met voldoende erkenning en bewustwording.  Het feit dat de omgeving zich bewust is van DCD en er rekening mee houdt, kan een wereld van verschil maken in hoe iemand met DCD wordt beïnvloed door zijn of haar uitdagingen. Uit onderzoek blijkt dat er een algemeen tekort aan kennis is omtrent DCD. Dit zorgt vaak voor veel onbegrip en veroorzaakt onnodige frustraties.  Pas wanneer ouders, grootouders, leerkrachten en begeleiders in de opvang of vrije tijdsbesteding weten wat DCD inhoudt, kunnen ze er rekening mee houden en hun taken/vragen aanpassen aan het kind. Zoals bij heel veel zaken maakt onbekend onbemind. Nog te vaak wordt de onkunde gezien als luiheid of koppigheid. 

Voor ouders en andere zorgverleners is het dan ook erg belangrijk zich goed te informeren over wat DCD juist is. Op deze website kan je heel wat informatie en hulpmiddelen terugvinden. Geregeld organiseert de oudervereniging Dyspraxis vzw ook infomomenten voor ouders.  Het is ook fijn om anderen te ontmoeten die dezelfde uitdagingen ondervinden. Ook via social media kan je in contact komen met anderen.

Aanpassingen en compensaties

Aanpassingen in het dagelijks leven en in de school- of werkomgeving kunnen al heel wat betekenen voor personen met DCD en zijn eigenlijk het meest belangrijk. Op deze website kan je ook heel wat informatie en hulpmiddelen terugvinden. 

Samenwerking school

Bij kinderen is het ook belangrijk dat er een nauwe samenwerking is met zowel de ouders als de school. Het is net thuis en op school dat er vaak moeilijkheden zijn, dus ouders en leerkrachten moeten goed weten wat er in therapie gebeurt en hoe ze het kind ook in andere omgevingen kunnen helpen. 

Professionele therapie

Naast aanpassingen en begrip voor DCD, kunnen er ook bijkomende therapieën gevolgd worden. Dit betekent echter niet dat je sowieso therapie moet volgen als je DCD hebt. Therapie is enkel aanbevolen indien er duidelijke hulpvragen zijn (bvb. moeite hebben met aankleden, faalangst, niet mee kunnen op school). 

Therapie kan gebeuren in de privésector (bvb. Een privé kinesitherapeut, ergotherapeut, logopedist, psycholoog) of, indien er op meerdere vlakken uitdagingen zijn, in een Centrum voor Ambulante Revalidatie (CAR).  Indien je kind in het buitengewoon onderwijs les volgt, zal de therapie op school, binnen de klasuren, plaats vinden.  

Het doel van de therapie bestaat er in het kind stap voor stap motorische vaardigheden aan te leren. Het is belangrijk dat je als ouder uitleg krijgt over hoe je je kind met DCD het beste vaardigheden kunt aanleren. Veel vaardigheden moeten immers thuis aangeleerd worden, denk maar aan leren fietsen, eten met mes en vork, veters knopen, enz... . Dit vraagt veel oefening en geduld. We merken dat het soms nodig is dat een ‘vreemde’ deze taken aanleert omdat dit thuis anders veel discussie kan opleveren.  

Hoe lang duurt therapie?

Regelmatig worden de vooruitgang van het kind, de integratie in het dagelijks leven van het kind en de draagkracht van het kind en de ouders geëvalueerd. We mogen niet vergeten dat veel van deze kinderen ook logopedie volgen en nog andere moeilijkheden ervaren. Het therapieproces kan lang duren, maar eindigt meestal wanneer je kind kan participeren aan het dagelijks leven (bv. Je kind kan deelnemen aan de spelletjes in de jeugdbeweging). Indien dit niet lukt of wanneer je kind er zich niet goed bij voelt, dan zullen we de omgeving moeten aanpassen. Soms is een therapiepauze heel sterk aangewezen, zowel voor het kind als voor de ouders. Dat kan geen kwaad, integendeel: het zorgt er soms voor dat je kind later opnieuw gemotiveerd naar de therapie vertrekt.  

Het ontwikkelen van een goede samenwerking tussen therapeut, het kind, de ouders en de ruimere omgeving is dus van het grootste belang voor het slagen van de therapie. We pleiten hier voor een grote betrokkenheid van de ouders tijdens de therapieën. 

Wat helpt en wat helpt niet?

Algemene therapieprogramma’s zijn meestal geen goed idee. Het is belangrijk dat er een individueel plan wordt opgesteld gericht op de doelstellingen per kind en gezin. Er zijn tegenwoordig ook heel wat niet-zinvolle therapieën in de aanbieding. Voor ouders en scholen kan het soms erg moeilijk zijn om te weten wat wel en niet zinvol is. Vaak spreekt men over links-rechtsgerichtheid, lichaamsschema, reflexen, lateralisatie, samenwerking tussen hersenhelften, of het opbouwen van de nodige fundamenten om te komen tot leren of bewegen. Deze therapieën zijn weinig tot niet wetenschappelijk onderbouwd (hoewel men vaak beweert van wel) en zijn gebaseerd op verouderde theorieën en worden niet aanbevolen.

Uit onderzoek en EACD richtlijnen is gebleken dat taakgerichte therapie het best helpt. Dat wil zeggen dat de therapie gericht moet zijn op iets wat specifieker moeizamer verloopt. Je gaat dan bijvoorbeeld specifieke schrijfoefeningen doen of stap voor stap het fietsen aanleren. Voorbeelden hiervan zijn NeuroMotorTask Training (uit Nederland) en de Cognitive Orientation to Daily Occupational Performance (CO-OP) uit Canada. In deze behandelvormen wordt nauwgezet geanalyseerd waarom een motorische taak niet lukt en wordt samen met het kind bekeken hoe dit probleem kan opgelost worden. Eens de taak lukt in de therapie wordt er samen met het kind en de ouders gekeken hoe dit verder kan geoefend worden in het dagelijks leven. Samenwerken met ouders, school en de ruime omgeving (denk maar aan sporttrainers, begeleiders in de jeugdbeweging van je kind) is dan ook cruciaal. 

Wat met logopedie?

Gezien DCD vaak gepaard gaat met problemen met spraak, taal of leren (rekenen, lezen of spelling) zullen velen naast de kinesitherapie/ergotherapie ook logopedie volgen. Dit kan gebundeld zijn in een revalidatiecentrum of op privé-basis gebeuren. Het regelmatig evalueren van de draagkracht van het kind en de ouders is dus van cruciaal belang.  

En psychologische begeleiding?

Omdat DCD het zelfvertrouwen van kinderen, adolescenten of volwassenen kan beïnvloeden en zelfs kan leiden tot depressie of angststoornissen, kan psychologische ondersteuning nodig zijn. De psycholoog biedt steun aan het kind en geeft ouders een beter inzicht in de ontwikkeling van het kind. Hij/zij begeleidt het kind bij het uiten van zijn/haar behoeften en helpt eventuele moeilijkheden te overwinnen. 

Pexels mikhail nilov 8654577

Ondersteuning op school

ReDiCoDi maatregelen

Op school kunnen er ReDiCoDi maatregelen voorzien worden. ReDiCoDi staat voor Remediërend, Dispenserend, Compenserend, en Differentierend en omvat “redelijke aanpassingen”. Ze zijn bedoeld om het onderwijs en de leeromgeving aan te passen aan de specifieke behoeften van kinderen met DCD. Deze maatregelen kunnen onder meer het gebruik van aangepaste leermiddelen en hulpmiddelen omvatten, zoals ergonomische stoelen of schrijfhulpmiddelen, extra tijd voor taken die motoriek vereisen, en het aanpassen van de indeling van de klasruimte. Het implementeren van ReDiCoDi-maatregelen vereist vaak samenwerking tussen leraren, ouders, zorgverleners en andere betrokkenen, vaak in de vorm van een MultiDisciplinair Overleg (MDO). Dit is een overleg waarbij alle betrokken partijen samen rond de tafel zitten en kijken wat het kind met DCD nodig heeft om succesvol te participeren op school. Op de website van de oudervereniging Dyspraxis vzw kan je de zorgkaders voor kleuters, lagereschoolkinderen en tieners downloaden. In deze boekjes kan je heel wat ReDiCoDi maatregelen terugvinden. Het is een handige tool om samen met een therapeut of leerkracht door te nemen om te zoeken wat zou kunnen helpen bij jouw kind. Lees meer over ReDiCoDi maatregelen op de website van Vlaanderen.
 

Leersteun

Scholen werken steeds in een zorgcontinuüm. Ze proberen in eerste instantie een krachtige leeromgeving te creëren voor alle leerlingen, waarbij ze hun aanbod zo uitbouwen dat er preventief al problemen opgevangen kunnen worden voor alle leerlingen. Voor kinderen die extra zorgen nodig hebben voorzien scholen zelf verhoogde zorg: scholen staan zelf in voor de uitbouw hiervan en geven dit zelf vorm, dit bestaat onder andere uit ReDiCoDi maatregelen en inzetten van (zorg)leerkrachten voor bepaalde groepen leerlingen. Je kunt zeker met de school in gesprek gaan rond het aanbod dat ze voor het kind kunnen bieden. Indien men als school merkt dat hun aanbod voor een leerling onvoldoende is, kan men samen met het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) een traject opstarten. Uit dit traject kan voortvloeien dat er overgegaan wordt naar een volgende fase in het continuüm: uitbreiding van zorg. Er kan dan een "verslag gemeenschappelijk curriculum" uitgeschreven worden, met dit verslag kan leersteun opgestart worden. 

Een leerondersteuner kan langskomen in functie van die specifieke leerling binnen zijn klas en schoolcontext. De leerondersteuner gaat aan de slag met de leervragen van de leerling, de leerkracht en de school. De leersteun kan individueel doorgaan, om bijvoorbeeld een bepaalde vaardigheid even specifiek te trainen, op zoek te gaan naar een geschikt hulpmiddel of in gesprek te gaan over compensatiemogelijkheden. Toch gaat de leersteun steeds vaker door in de klas, zo wordt de inclusiegedachte versterkt en de leerkracht begeleid in het omgaan met een leerling met specifieke onderwijsbehoeften. De leerondersteuner zal onder andere advies geven aan leerkrachten over effectieve onderwijsstrategieën en aanpassingen in de klas om tegemoet te komen aan de behoeften van het kind met DCD. Dit advies kan betrekking hebben op het aanpassen van lesmateriaal, het organiseren van de klasruimte en het aanpassen van instructiemethoden. Ook zal hij binnen de klas inzetten op de ondersteuning van de leerling en de noden van deze leerling. Binnen het leersteundecreet wordt de ouder gezien als een belangrijke partner, er wordt regelmatig overleg ingebouwd tijdens het traject. Op dit overleg worden de ouders als ervaringsdeskundigen betrokken in het traject van hun kind, maar kunnen eveneens met eventuele vragen terecht bij de leerondersteuner. 

Meer informatie kan je terugvinden op de website van de Vlaamse overheid of Ouders voor inclusie .  Vraag zeker ook meer informatie aan de (zorg)leerkracht en/of het CLB. 

Ondersteuning thuis

Bovenstaande therapeuten kunnen advies geven om het kind thuis te ondersteunen. Ze kunnen samen met het kind bepaalde zaken oefenen zodat dit vlotter verloopt thuis. Er zijn ook tal van andere organisaties die families kunnen ondersteunen.

Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (RTH)

In Vlaanderen, kunnen kinderen met een hulpvraag en hun gezin (er hoeft geen diagnose te zijn)  begeleidingsadvies en gepaste ondersteuning krijgen onder Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (RTH). Begeleiding kan in de vorm van individuele gesprekken: een luisterend oor, helpen organiseren van het huishouden of in de vorm van praktische trajecten: leren typen, leren structuur aanbieden, leren fietsen,... Begeleiding kan bij je thuis of op verplaatsing zoals in de school. Deze hulpvraag kan heel breed zijn en hoeft zich zeker niet te beperken tot motoriek alleen. Er wordt een kleine financiële vergoeding voor gevraagd. De wachtlijsten kunnen echter lang zijn en de werking verschilt ook sterk per regio. Vraag gerust meer informatie aan uw therapeut of huisarts om te weten bij welke organisatie u best terecht kan. Meer informatie kan je hier vinden: 
Rechtstreeks toegankelijke hulp (RTH) | VAPH 
Zorgwijs | Dé gids voor je (PVF-)budget
Adressen van de organisaties | VAPH

Onder de Rechtstreeks Toegankelijke Hulp valt ook de Globaal Individuele Ondersteuning (GIO). GIO heeft als doel kinderen tot 8 jaar met ontwikkelingsbehoeften te ondersteunen in de reguliere kinderopvang of school. GIO ondersteunt bij overgangsmomenten: de eerste stap naar de kinderopvang, de overgang van de kinderopvang of de thuissituatie naar de kleuterklas, van de kleuterklas naar de lagere school, van school naar de buitenschoolse opvang... De inhoud kan variëren afhankelijk van de specifieke behoeften van het kind en kan gericht zijn op het verbeteren van motorische vaardigheden, het aanleren van strategieën om dagelijkse activiteiten uit te voeren, en het verbeteren van de algehele functionele onafhankelijkheid. Tegelijkertijd denkt de begeleider mee na over de uitbouw van een duurzaam inclusietraject voor het kind, ook na het overgangsmoment. 
Het proces voor het verkrijgen van GIO-ondersteuning kan verschillen per regio, dus het is belangrijk om contact op te nemen met de relevante instanties of professionals in de gezondheidszorg of de school voor specifieke informatie. Meer informatie kan je terugvinden op de website van het VAPH.

Zorgtoeslag

Kinderen met een specifieke ondersteuningsnood als gevolg van een aandoening, beperking of (vermoeden van) een handicap, met gevolgen voor zichzelf of voor de familiale omgeving kunnen recht hebben op zorgtoeslag. Vroeger werd dit ook wel benoemd als "verhoogd kindergeld". Zorgtoeslag is een extra bedrag bovenop het basisbedrag binnen het Groeipakket. Spreek zeker jouw therapeut aan bij vragen hieromtrent (kine/ergo/logo). Meer informatie kan je terugvinden op de website van Groeipakket.

Nogal ingewikkeld?

Het zorglandschap in Vlaanderen kan soms aanvoelen als een echt doolhof. Gelukkig zijn er meerdere instanties die jou op weg kunnen helpen. Je kan niet alleen terecht bij jouw therapeut en arts, maar je kan bijvoorbeeld ook steeds gratis een afspraak maken met de medewerkers van Het Loket om advies in te winnen over bovenstaande diensten.

Wij en geselecteerde partners gebruiken cookies of vergelijkbare technologie als aangegeven in het cookiebeleid. Je kan toestemming geven voor het gebruik van deze technologie door deze kennisgeving te sluiten.